Gemeenteblad van Eindhoven
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2024, 547200 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2024, 547200 | ander besluit van algemene strekking |
Bibob- beleidsregel voor de Gemeente
Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de gemeenteraad van Eindhoven, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,
artikel 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en de hoofdstukken 1, 2 en 2a van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);
Bibob- beleidsregel voor de gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2: Inzet en toepassingsbereik bij het aanvragen van een vergunning
Hoofdstuk 3: Inzet en toepassingsbereik bij privaatrechtelijke-transacties
Hoofdstuk 4: Gevolgen naar aanleiding van een Bibob-onderzoek
Hoofdstuk 5: Overige bepalingen
Bijlage 1 : Risicocategorieën Omgevingswet
In deze beleidsregel is uiteengezet in welke gevallen een Bibob-onderzoek door de gemeente Eindhoven plaatsvindt of kan plaatsvinden. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen publiekrechtelijke beschikkingen (hoofdstuk 2) en privaatrechtelijke transacties (hoofdstuk 3). Vervolgens worden gevolgen van een Bibob-onderzoek weergegeven en tot slot komen overige bepalingen (hoofdstuk 4) aan bod.
Hoofdstuk 2 Inzet en toepassingsbereik bij beschikkingen
Artikel 2:1 Toepassingsbereik bij de aanvraag voor een Alcoholwetvergunning, exploitatievergunning, speelautomaten, evenementenvergunningen en TTO-vergunning
Artikel 2:2 Toepassingsbereik bij aanvraag Huisvestingsvergunning
Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag om een huisvestingsvergunning als bedoeld in de artikelen 21, 22 lid 1 en 41 lid 1 van de Huisvestingswet 2014, en artikel 9 van de Huisvestingsverordening 2024 van de Gemeente Eindhoven bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:
Artikel 2:3 Toepassingsbereik bij aanvraag omgevingsvergunning en wijziging omgevingsplan
voor een bouwactiviteit ten behoeve van de functie wonen waarvan de bouwkosten € 500.000,-- exclusief btw of meer bedragen. De bouwkosten worden door de gemeente berekend op basis van de Legesverordening. In het geval van een bouwproject bestaande uit meerdere woningen, zijn de totale bouwkosten van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-onderzoek plaatsvindt.
voor een bouwactiviteit ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit waarvan de bouwkosten € 50.000,-- exclusief btw of meer bedragen en er sprake is van één of meer van de risicocategorieën zoals genoemd in Bijlage 1 van deze Beleidsregel. De bouwkosten worden door de gemeente berekend op basis van de Legesverordening.
Indien dezelfde aanvrager c.q. betrokkene eerder een aanvraag voor een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid van deze bepaling heeft ingediend waarbij het Bibob-onderzoek bij de eerdere aanvraag geen uitkomst heeft overeenkomstig artikel 3 van de Wet Bibob, is het onder omstandigheden niet wenselijk de volgende aanvraag ook aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen. In dat geval geldt de volgende uitzondering op de onderhavige beleidsregel:
indien sprake is van een positieve uitkomst van het eerdere Bibob-onderzoek, bij een nieuwe aanvraag een nieuw Bibob-onderzoek achterwege. Onder ongewijzigde omstandigheden wordt in beginsel met name verstaan dat er geen wijzigingen of veranderingen hebben plaatsgevonden in de bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke omgeving, et cetera.
Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd bij een subsidieaanvraag, een besluit tot intrekking, of aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:
Hoofdstuk 3 Inzet en toepassingsbereik bij privaatrechtelijke transacties
Een Bibob-onderzoek wordt in ieder geval uitgevoerd bij een vastgoedtransactie met als doel de verkoop of aankoop van vastgoed door de gemeente bij een koopsom van minimaal € 1.000.000,--, en bij (voorgenomen) vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 2, van de Wet Bibob die betrekking hebben op een van de volgende risicocategorieën:
• horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);
• seksinrichtingen en escortbedrijven;
• speelautomatenhallen of andere speelgelegenheden;
• kamerverhuur en logiespanden;
• het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte;
• woonruimte voor arbeidsmigranten;
• bedrijven in de opslagbranche;
• autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);
• bedrijven in afvalstoffenverwerking en bodemsanering;
• zorg- en pgb (persoonsgebonden budget)-bureaus;
• wellnessbranche (sauna’s, massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);
• gift-, cadeau-, smart- en headshops;
• zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs; en
• categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.
Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.
In het geval reeds een vastgoedtransactie tot stand is gekomen start de gemeente een Bibob-onderzoek indien in de overeenkomst een clausule als bedoeld in artikel 5a, onderdeel b, van de Wet Bibob is opgenomen en er sprake is van een situatie zoals bedoeld in het derde lid van onderhavige bepaling van deze beleidsregel.
Artikel 3:2 Overheidsopdracht en inkoop van zorg
Indien een Bibob-onderzoek is gestart in het kader van inkoop van zorg komt geen overeenkomst als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Bibob tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond én het onderzoek naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding geeft tot het afbreken van de onderhandelingen, tenzij partijen dat anders overeenkomen.
De gemeente zal, nadat een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Bibob tot stand is gekomen, uitvoering geven aan het eigen onderzoek in het kader van inkoop van zorg, indien in de overeenkomst een Bibob-clausule als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Bibob is opgenomen, partijen overeengekomen zijn dat het Bibob-onderzoek plaats zal vinden na het sluiten van de overeenkomst of een situatie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Hoofdstuk 4 (Gevolgen naar aanleiding van) het eigen Bibob-onderzoek
Artikel 4:1 Adviesaanvraag bij het bureau
In vervolg op het eigen gemeentelijke Bibob-onderzoek kan het bestuursorgaan of de gemeente in beginsel bij het Bureau verzoeken een advies uit te brengen indien er onduidelijkheden zijn en/of vragen bestaan bij het bestuursorgaan of de gemeente met betrekking tot de betrokkene of diens (eerdere) Bibob-relaties conform artikel 3 lid 4 van de Wet Bibob, en/of de organisatiestructuur van betrokkene, zeggenschapsverhouding van betrokkene of diens (wijze van) financiering, indien een bericht is ontvangen op grond van artikel 11 of 26 van de Wet Bibob, of indien een bericht is ontvangen als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.
Een aanvraag voor een beschikking wordt door het bestuursorgaan in beginsel buiten behandeling gesteld in geval;
Een verleende vergunning wordt door het bestuursorgaan in beginsel ingetrokken in geval;
Indien de betrokkene de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gestelde vragen door het Bureau niet of niet volledig worden beantwoord, dan wel informatie niet volledig wordt verstrekt, weigert het bestuursorgaan in beginsel een aanvraag voor een beschikking, dan wel trekt een verleende beschikking in beginsel in.
Artikel 4:3 Vastgoedtransacties
De gemeente breekt, weigert of verleend in beginsel geen medewerking aan de onderhandelingen als contractspartij bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie indien uit een Bibob-onderzoek blijkt:
dat er sprake is van ten minste een mindere mate van gevaar dat de voorgenomen vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, dan wel er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
dat de contractspartij c.q. de betrokkene weigert gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente of het Bureau zijn gesteld binnen de door de gemeente of het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden. Als reeds een vastgoedtransactie is aangegaan zullen in de overeenkomst nadere bepalingen worden opgenomen over eventuele gevolgen van een Bibob-onderzoek.
Artikel 4:4 Overheidsoprachten
In geval van een overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub 2 en vierde
lid van de Wet Bibob en/of gunning wordt niet gegund indien:
Informatie uit het Bibob-onderzoek kan gebruikt worden ter motivering van de uitsluitingsgronden zoals genoemd in artikel 2.86 en 2.87 van de Aanbestedingswet 2012 en geschiktheidscriteria.
Voor reeds gegunde overheidsopdrachten zullen in de overeenkomst nadere bepalingen worden opgenomen over eventuele gevolgen van een Bibob-onderzoek.
betrokkene heeft nagelaten de gevraagde gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7a van de wet te verschaffen of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van het genoemde artikel binnen de gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden of betrokkene heeft nagelaten de gevraagde gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 12 van de wet te verschaffen of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van het genoemde artikel binnen de gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Indien de gemeente of het bestuursorgaan aanwijzingen heeft voor feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht een strafbaar feit is gepleegd, kan aangifte worden gedaan.
Artikel 5:3 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van onderhavige beleidsregel
Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van alle hiervoor genoemde bepalingen tot uitvoering van een Bibob-onderzoek kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
De beleidslijn “Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven” van 15 augustus 2017 wordt ingetrokken op de dag dat onderhavige beleidsregel in werking treedt.
Eindhoven, 17 december 2024
De Raad van Eindhoven,
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
Secretaris,
De burgemeester,
Bijlage 1 – Risicocategorieën t.b.v. omgevingsvergunning
Deze lijst is limitatief. De lijst van risicocategorieën kan, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.
Criminelen en criminele organisaties zijn in bepaalde gevallen afhankelijk van bestuurlijke besluitvormingsprocessen voor de continuering en afscherming van criminele activiteiten. De integriteit van de overheid wordt aangetast als bijvoorbeeld vergunningen worden verleend aan malafide ondernemers of in stand worden gelaten. De overheid faciliteert daarmee onbewust en onbedoeld criminele activiteiten. Om deze ongewilde facilitering te voorkomen en tegen te gaan is de Wet Bibob in het leven geroepen. De Wet Bibob biedt als preventief bestuursrechtelijk instrument aan bestuursorganen de mogelijkheid om het ongewild faciliteren van criminele activiteiten tegen te gaan en daarmee de eigen integriteit te waarborgen. Bestuursorganen kunnen bij de beoordeling van bijvoorbeeld een vergunningaanvraag of een vastgoedtransactie waarbij de gemeente partij is onderzoek doen naar de betrokkene en diens zakelijke relatie(s). De Wet Bibob heeft een ultimum remedium karakter en is daarmee een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren.
De Wet Bibob geeft bestuursorganen in bepaalde mate eigen beleidsruimte bij het toepassen van de Wet Bibob zodat bestuursorganen zelf bepalen binnen de kaders van de wet welk toepassingsbereik zij geven aan de Wet Bibob. Op 1 oktober 2022 is de gewijzigde Wet Bibob (tweede tranche) in werking getreden. De wetswijziging van de Wet Bibob tweede tranche is een vervolg op de wetswijziging Wet Bibob eerste tranche die op 1 augustus 2020 in werking is getreden. De gewijzigde Wet Bibob leidt onder andere tot een uitbreiding van het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Met name naar aanleiding van deze wetswijzingen, de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, en het herzien van eerdere beleidskeuzes naar aanleiding van de Bibob-beleidsregel uit 2017 is de Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven herijkt. Deze nieuwe beleidsregel vervangt de vorige Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven (2017) en geeft weer in welke gevallen de gemeente Eindhoven een Bibob-onderzoek opstart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-547200.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.