Bibob- beleidsregel voor de Gemeente

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de gemeenteraad van Eindhoven, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

 

gelet op:

 

artikel 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en de hoofdstukken 1, 2 en 2a van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

 

besluiten vast te stellen:

 

Bibob- beleidsregel voor de gemeente Eindhoven

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2: Inzet en toepassingsbereik bij het aanvragen van een vergunning

Hoofdstuk 3: Inzet en toepassingsbereik bij privaatrechtelijke-transacties

Hoofdstuk 4: Gevolgen naar aanleiding van een Bibob-onderzoek

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen

Bijlage 1 : Risicocategorieën Omgevingswet

 

Leeswijzer

In deze beleidsregel is uiteengezet in welke gevallen een Bibob-onderzoek door de gemeente Eindhoven plaatsvindt of kan plaatsvinden. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen publiekrechtelijke beschikkingen (hoofdstuk 2) en privaatrechtelijke transacties (hoofdstuk 3). Vervolgens worden gevolgen van een Bibob-onderzoek weergegeven en tot slot komen overige bepalingen (hoofdstuk 4) aan bod.

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Definities

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven;

  • b.

    Bibob-onderzoek: de toets in het kader van de Wet Bibob door het bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak conform artikel 7a van de Wet Bibob;

  • c.

    Het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

  • d.

    De gemeente: gemeente Eindhoven;

  • e.

    RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum;

  • f.

    TTO: Toegelaten Taxi Organisatie;

  • g.

    Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

 

Hoofdstuk 2 Inzet en toepassingsbereik bij beschikkingen

Artikel 2:1 Toepassingsbereik bij de aanvraag voor een Alcoholwetvergunning, exploitatievergunning, speelautomaten, evenementenvergunningen en TTO-vergunning

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel uitgevoerd bij elke aanvraag met betrekking tot:

  • a.

    een alcoholwetvergunning (met in beginsel een uitzondering voor een alcoholwetvergunning voor een paracommerciële rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet) conform artikel 3 eerste lid van de Alcoholwet. De Wet Bibob wordt niet toegepast op slijterijen;

  • b.

    een exploitatievergunning (met in beginsel een uitzondering voor een exploitatievergunning voor een paracommerciële rechtspersoon) conform artikel 2:28 eerste lid van de APV;

  • c.

    een aanwezigheidsvergunning conform artikel 30b van de Wet op de Kansspelen;

  • d.

    speelgelegenheden conform artikel 2:39 eerste lid van de APV;

  • e.

    een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal conform artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen en de op basis van lid 2 door de gemeente vastgestelde verordening.

  • f.

    een evenementenvergunning voor een vechtsportgala of -wedstrijd conform artikel 2:25 eerste lid van de APV;

  • g.

    een vergunning voor een escortbedrijf en/of seksinrichting conform artikel 3.2.1 van de APV;

  • h.

    een vergunning voor taxivervoer (TTO) conform artikel 4 van de Taxiverordening Eindhoven 2016.

 

  • 2.

    Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd in het geval:

  • a.

    het een aanvraag voor een vergunning betreft zoals genoemd in het voorgaande lid voor een paracommerciële instelling/rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

  • b.

    van een bijschrijving van een leidinggevende en/of beheerder op het aanhangsel van een vergunning conform artikel 30a Alcoholwet, artikel 2:30 APV en artikel 3.2.5. APV.

  • c.

    een evenementenvergunning conform artikel 2:25 eerste lid van de APV.

 

  • 3.

    Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag voor een vergunning zoals genoemd het eerste en tweede lid van deze bepaling bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

Artikel 2:2 Toepassingsbereik bij aanvraag Huisvestingsvergunning

Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag om een huisvestingsvergunning als bedoeld in de artikelen 21, 22 lid 1 en 41 lid 1 van de Huisvestingswet 2014, en artikel 9 van de Huisvestingsverordening 2024 van de Gemeente Eindhoven bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

Artikel 2:3 Toepassingsbereik bij aanvraag omgevingsvergunning en wijziging omgevingsplan

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a.

    een omgevingsplanactiviteit conform artikel 5.1 eerste lid aanhef en onder a van de Omgevingswet;

  • b.

    een bouwactiviteit conform artikel 5.1 tweede lid aanhef en onder a van de Omgevingswet;

  • c.

    een milieubelastende activiteit conform in artikel 5.1 tweede lid aanhef en onder b van de Omgevingswet.

  •  

  • 2.

    Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd met betrekking tot een aanvraag tot wijziging van een omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.19b, eerste lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Een Bibob-onderzoek wordt in ieder geval uitgevoerd in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning:

  •  

  • a.

    die betrekking heeft op een door het college vastgesteld aandachtsgebied;

  • b.

    indien deze betrekking heeft op een bouwactiviteit en vooraf aan het indienen van de betreffende aanvraag de betreffende bouwactiviteit is gestart zonder de benodigde vergunning(en) én de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-- exclusief btw.

  • c.

    voor een bouwactiviteit ten behoeve van de functie wonen waarvan de bouwkosten € 500.000,-- exclusief btw of meer bedragen. De bouwkosten worden door de gemeente berekend op basis van de Legesverordening. In het geval van een bouwproject bestaande uit meerdere woningen, zijn de totale bouwkosten van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-onderzoek plaatsvindt.

  • d.

    voor een bouwactiviteit ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit waarvan de bouwkosten € 50.000,-- exclusief btw of meer bedragen en er sprake is van één of meer van de risicocategorieën zoals genoemd in Bijlage 1 van deze Beleidsregel. De bouwkosten worden door de gemeente berekend op basis van de Legesverordening.

  •  

  • 4.

    Een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

  • 5.

    Indien dezelfde aanvrager c.q. betrokkene eerder een aanvraag voor een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid van deze bepaling heeft ingediend waarbij het Bibob-onderzoek bij de eerdere aanvraag geen uitkomst heeft overeenkomstig artikel 3 van de Wet Bibob, is het onder omstandigheden niet wenselijk de volgende aanvraag ook aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen. In dat geval geldt de volgende uitzondering op de onderhavige beleidsregel:

  • Indien een aanvrager in het tijdvak van twee jaar (gerekend vanaf de datum van de eerste aanvraag) meerdere aanvragen op grond van de Omgevingswet indient, blijft bij ongewijzigde omstandigheden, én

  • indien sprake is van een positieve uitkomst van het eerdere Bibob-onderzoek, bij een nieuwe aanvraag een nieuw Bibob-onderzoek achterwege. Onder ongewijzigde omstandigheden wordt in beginsel met name verstaan dat er geen wijzigingen of veranderingen hebben plaatsgevonden in de bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke omgeving, et cetera.

Artikel 2:4 Subsidie

Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd bij een subsidieaanvraag, een besluit tot intrekking, of aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

Artikel 2:5 Toepassingsbereik bij een reeds verleende beschikking

Een Bibob-onderzoek wordt in ieder geval uitgevoerd op reeds verleende in hoofdstuk 2 genoemde beschikkingen bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

 

Hoofdstuk 3 Inzet en toepassingsbereik bij privaatrechtelijke transacties

Artikel 3:1 Vastgoed

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek wordt in ieder geval uitgevoerd bij een vastgoedtransactie met als doel de verkoop of aankoop van vastgoed door de gemeente bij een koopsom van minimaal € 1.000.000,--, en bij (voorgenomen) vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 2, van de Wet Bibob die betrekking hebben op een van de volgende risicocategorieën:

• horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

• seksinrichtingen en escortbedrijven;

• shishalounges;

• speelautomatenhallen of andere speelgelegenheden;

• kamerverhuur en logiespanden;

• het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte;

• woonruimte voor arbeidsmigranten;

• woonwagenterreinen;

• transportbedrijven;

• bedrijven in de opslagbranche;

• autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

• vuurwerkbranche;

• recyclingbedrijven;

• bedrijven in afvalstoffenverwerking en bodemsanering;

• zorg- en pgb (persoonsgebonden budget)-bureaus;

• religieuze instellingen;

• (vecht)sportscholen;

• kapperszaken;

• wellnessbranche (sauna’s, massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

• gift-, cadeau-, smart- en headshops;

• uitzendbureaus;

• belwinkels;

• internetcafés;

• zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs; en

• categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

  • 2.

    Een Bibob-onderzoek kan worden gestart bij (voorgenomen) vastgoedtransacties, indien:

  • a.

    de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft;

  • b.

    de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door of namens de gemeente vastgesteld aandachtsgebied

  • 3.

    Een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd bij (voorgenomen en/of reeds tot stand gekomen) vastgoedtransacties bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

  • 4.

    In het geval reeds een vastgoedtransactie tot stand is gekomen start de gemeente een Bibob-onderzoek indien in de overeenkomst een clausule als bedoeld in artikel 5a, onderdeel b, van de Wet Bibob is opgenomen en er sprake is van een situatie zoals bedoeld in het derde lid van onderhavige bepaling van deze beleidsregel.

  • 5.

    Bij onderhandelingen voor een vastgoedtransactie informeert de gemeente de wederpartij dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 6.

    In de te sluiten overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen waarop tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan.

  • 7.

    In het geval een Bibob-onderzoek is gestart en niet is voltooid voor het aangaan van de overeenkomst wordt een bepaling opgenomen met opschortende en/of ontbindende voorwaard(n).

Artikel 3:2 Overheidsopdracht en inkoop van zorg

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd bij (gunning van) een overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub 2 en vierde lid van de Wet Bibob bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

  • 2.

    Een Bibob-onderzoek kan daarnaast worden uitgevoerd indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de zorgsector of betrekking heeft op een risicobranche/sector die door het bestuursorgaan is aangewezen c.q. bekendgemaakt.

  • 3.

    Dit artikel is eveneens van toepassing in geval de gemeente om toestemming wordt verzocht voor het contracteren van een onderaannemer, indien de gemeente in het bestek als voorwaarde heeft gesteld dat onderaannemers niet zonder haar toestemming worden gecontracteerd.

  • 4.

    In ieder fase van de totstandkoming of na gunning van een overheidsopdracht kan een Bibob-onderzoek worden uitgevoerd.

  • 5.

    Indien een Bibob-onderzoek is gestart in het kader van inkoop van zorg komt geen overeenkomst als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Bibob tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond én het onderzoek naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding geeft tot het afbreken van de onderhandelingen, tenzij partijen dat anders overeenkomen.

  • 6.

    De gemeente zal, nadat een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Bibob tot stand is gekomen, uitvoering geven aan het eigen onderzoek in het kader van inkoop van zorg, indien in de overeenkomst een Bibob-clausule als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Bibob is opgenomen, partijen overeengekomen zijn dat het Bibob-onderzoek plaats zal vinden na het sluiten van de overeenkomst of een situatie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 (Gevolgen naar aanleiding van) het eigen Bibob-onderzoek

Artikel 4:1 Adviesaanvraag bij het bureau

In vervolg op het eigen gemeentelijke Bibob-onderzoek kan het bestuursorgaan of de gemeente in beginsel bij het Bureau verzoeken een advies uit te brengen indien er onduidelijkheden zijn en/of vragen bestaan bij het bestuursorgaan of de gemeente met betrekking tot de betrokkene of diens (eerdere) Bibob-relaties conform artikel 3 lid 4 van de Wet Bibob, en/of de organisatiestructuur van betrokkene, zeggenschapsverhouding van betrokkene of diens (wijze van) financiering, indien een bericht is ontvangen op grond van artikel 11 of 26 van de Wet Bibob, of indien een bericht is ontvangen als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.

Artikel 4:2 Beschikkingen

Een aanvraag voor een beschikking wordt door het bestuursorgaan in beginsel buiten behandeling gesteld in geval;

  • het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig is ingevuld; en/of

  • de betrokkene niet of niet volledig de verzochte informatie verstrekt naar aanleiding van de door het bestuursorgaan verzochte gegevens en/of stukken, nadat de aanvrager hiervoor in de gelegenheid is gesteld.

 

Een verleende vergunning wordt door het bestuursorgaan in beginsel ingetrokken in geval;

  • het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig is ingevuld; en/of

  • de betrokkene niet of niet volledig de verzochte informatie verstrekt naar aanleiding van de door het bestuursorgaan verzochte gegevens en/of stukken, nadat de aanvrager hiervoor in de gelegenheid is gesteld.

 

Indien de betrokkene de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gestelde vragen door het Bureau niet of niet volledig worden beantwoord, dan wel informatie niet volledig wordt verstrekt, weigert het bestuursorgaan in beginsel een aanvraag voor een beschikking, dan wel trekt een verleende beschikking in beginsel in.

Artikel 4:3 Vastgoedtransacties

De gemeente breekt, weigert of verleend in beginsel geen medewerking aan de onderhandelingen als contractspartij bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie indien uit een Bibob-onderzoek blijkt:

  • dat er sprake is van ten minste een mindere mate van gevaar dat de voorgenomen vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, dan wel er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

  • dat er sprake is van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

  • dat de contractspartij c.q. de betrokkene weigert gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente of het Bureau zijn gesteld binnen de door de gemeente of het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden. Als reeds een vastgoedtransactie is aangegaan zullen in de overeenkomst nadere bepalingen worden opgenomen over eventuele gevolgen van een Bibob-onderzoek.

Artikel 4:4 Overheidsoprachten

In geval van een overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub 2 en vierde

lid van de Wet Bibob en/of gunning wordt niet gegund indien:

  • het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig is ingevuld; en/of

  • niet of niet volledig de verzochte informatie is verstrekt naar aanleiding van door de gemeente verzochte gegevens en/of stukken, nadat de betrokkene hiervoor in de gelegenheid is gesteld.

Informatie uit het Bibob-onderzoek kan gebruikt worden ter motivering van de uitsluitingsgronden zoals genoemd in artikel 2.86 en 2.87 van de Aanbestedingswet 2012 en geschiktheidscriteria.

Voor reeds gegunde overheidsopdrachten zullen in de overeenkomst nadere bepalingen worden opgenomen over eventuele gevolgen van een Bibob-onderzoek.

Artikel 4:5 Gevolgen Zorg

  • 1.

    Indien de overheidsopdracht een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Bibob is dan zal de gemeente in beginsel de onderhandelingen afbreken als uit het eigen onderzoek of advies van het Bureau blijkt dat:

  • a.

    de mogelijkheid bestaat dat een betrokkene wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen;

  • b.

    er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat een betrokkene bij de uitvoering van die opdracht strafbare feiten zal plegen;

  • c.

    er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten, ongeacht de mate van gevaar;

  • d.

    er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de overheidsopdracht een strafbaar feit is gepleegd (zoals bijvoorbeeld valsheid in geschrifte);

  • e.

    een van de uitsluitingsgronden, bedoeld in de artikelen 2.86 en 2.87 van de Aanbestedingswet 2012 zich voordoet;

  • f.

    betrokkene heeft nagelaten de gevraagde gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7a van de wet te verschaffen of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van het genoemde artikel binnen de gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden of betrokkene heeft nagelaten de gevraagde gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 12 van de wet te verschaffen of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van het genoemde artikel binnen de gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2.

    Als reeds een overeenkomst is aangegaan zullen in de overeenkomst nadere bepalingen worden opgenomen over eventuele gevolgen van een Bibob-onderzoek.

 

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5:1 Algemene uitzonderingen

  • 1.

    In afwijking van hetgeen in deze beleidsregel is bepaald vindt geen Bibob-onderzoek plaats indien de betrokkene:

  • een (semi)overheidsinstantie is; en/of

  • een toegelaten woning(bouw)corporatie (middels een vergunning conform het Woningbesluit 1932) is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing in het geval van aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:

  • a.

    (eigen) ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie verkregen van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • d.

    informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • e.

    informatie van andere rechtspersonen met een overheidstaak of een bestuursorgaan;

  • f.

    andere relevante signalen, waaronder ook kan worden verstaan informatie uit openbare bronnen.

  • 3.

    Een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd bij toekomstige gemeentelijke vergunningen conform artikel 3 e.v. van de Wet Bibob.

 

 

Artikel 5:2 Aangifte  

Indien de gemeente of het bestuursorgaan aanwijzingen heeft voor feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht een strafbaar feit is gepleegd, kan aangifte worden gedaan.

 

 

Artikel 5:3 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van onderhavige beleidsregel  

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van alle hiervoor genoemde bepalingen tot uitvoering van een Bibob-onderzoek kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 5:4 Intrekking

De beleidslijn “Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven” van 15 augustus 2017 wordt ingetrokken op de dag dat onderhavige beleidsregel in werking treedt.

Artikel 5:5 Titel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven’’.

Artikel 5:6 Aanpassing onderhavige beleidsregel

De toepassing van de Wet Bibob wordt door de gemeente Eindhoven blijvend geëvalueerd. De onderhavige beleidsregel kan worden aangepast als ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Eindhoven, 17 december 2024

De Raad van Eindhoven,

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

Secretaris,

De burgemeester,

Bijlage 1 – Risicocategorieën t.b.v. omgevingsvergunning

  • hotels

  • kamerverhuurbedrijven

  • pensions

  • horecabedrijven

  • coffeeshops

  • prostitutiebedrijven

  • darkrooms

  • seksbioscopen

  • sekswinkels

  • erotische massagesalons

  • escortbedrijven

  • smartshops

  • headshops

  • growshops

  • speelautomatenhallen

  • gamecenters

  • afvalbewerkings en verwerkingsbedrijven

  • transportondernemingen

  • autohandel (verkoop en verhuur);

  • sloopbedrijven

  • autodemontagebedrijven

  • vuurwerkbranche

Deze lijst is limitatief. De lijst van risicocategorieën kan, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

 

Toelichting

Criminelen en criminele organisaties zijn in bepaalde gevallen afhankelijk van bestuurlijke besluitvormingsprocessen voor de continuering en afscherming van criminele activiteiten. De integriteit van de overheid wordt aangetast als bijvoorbeeld vergunningen worden verleend aan malafide ondernemers of in stand worden gelaten. De overheid faciliteert daarmee onbewust en onbedoeld criminele activiteiten. Om deze ongewilde facilitering te voorkomen en tegen te gaan is de Wet Bibob in het leven geroepen. De Wet Bibob biedt als preventief bestuursrechtelijk instrument aan bestuursorganen de mogelijkheid om het ongewild faciliteren van criminele activiteiten tegen te gaan en daarmee de eigen integriteit te waarborgen. Bestuursorganen kunnen bij de beoordeling van bijvoorbeeld een vergunningaanvraag of een vastgoedtransactie waarbij de gemeente partij is onderzoek doen naar de betrokkene en diens zakelijke relatie(s). De Wet Bibob heeft een ultimum remedium karakter en is daarmee een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren. 

De Wet Bibob geeft bestuursorganen in bepaalde mate eigen beleidsruimte bij het toepassen van de Wet Bibob zodat bestuursorganen zelf bepalen binnen de kaders van de wet welk toepassingsbereik zij geven aan de Wet Bibob. Op 1 oktober 2022 is de gewijzigde Wet Bibob (tweede tranche) in werking getreden. De wetswijziging van de Wet Bibob tweede tranche is een vervolg op de wetswijziging Wet Bibob eerste tranche die op 1 augustus 2020 in werking is getreden. De gewijzigde Wet Bibob leidt onder andere tot een uitbreiding van het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Met name naar aanleiding van deze wetswijzingen, de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, en het herzien van eerdere beleidskeuzes naar aanleiding van de Bibob-beleidsregel uit 2017 is de Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven herijkt. Deze nieuwe beleidsregel vervangt de vorige Bibob-beleidsregel voor de gemeente Eindhoven (2017) en geeft weer in welke gevallen de gemeente Eindhoven een Bibob-onderzoek opstart.  

 

Naar boven